$0.00
Decoratieve elementen aan het front
van het 17e-eeuwse orgel
in de Sint-Janskathedraal van Den Bosch
In 1617 werd besloten tot de bouw van een nieuw orgel voor de kathedraal. Het oude orgel uit 1540,
gebouwd door Hendrick Niehoff, was verloren gegaan door een brand in 1584. Al in 1617 werd een
nieuwe orgelbalustrade gemaakt door de schrijnwerker Frans Simonsz, die al meer werk voor de
kathedraal gedaan had.
In 1618 begon de bouw van het nieuwe orgel door Floris Hoque, een orgelbouwer uit Grave. De
nieuwe orgelkas werd ook door Frans Simonsz gemaakt samen met de beeldsnijder Georg Schysler,
afkomstig uit Tirol en sinds 1618 burger in Venlo, waar hij in verschillende kerken en aan het raadhuis
werkte.
Floris Hocque stierf voor het orgel voltooid was. Het werk werd afgemaakt door Galtus van Hagerbeer
en zijn zoon, afkomstig uit Amersfoort.
Hoewel in de loop van de tijd het inwendige van het orgel door een reeks van orgelbouwers met
wisselend succes gebouwd en verbouwd werd, is de kas altijd volkomen intakt gebleven.
Het is een van de grootste en gaafste van alle bestaande Renaissance-kassen.
Hill schrijft erover: “ The Bois-le-Duc organ has doubtless the finest case that exists, and it
seems improbable that a greater work of its class could ever be produced”. 1
Het ontbreken van een nadere studie over deze kas was in 1977 aanleiding tot deze beschrijving in het
kader van de studie kunstgeschiedenis.
de kas van het hoofdwerk
De kas van het Hoofdwerk rust op vier halfvrijstaande Ionische zuilen met daartussen twee vrij-
staande beelden: links David met de harp en rechts Sint Caecilia met een orgeltje (afb.3*). Afbeelding
A laat de constructie van de kas zien met verticale zuilem en horizontale hoofdgestellen; afbeelding B
toont de positie van de beelden in blauw en de putti in rood. De twee hoogste putti zijn cherubim of
serafijntjes vanwege hun vleugels, zoals ook op het rugwerk het geval is.
Daarboven een architraaf en een ojiefvormig geprofileerd fries, versierd met rankenwerk en maskers.
Vervolgens een gelede architraaf met daarboven een bolvormig geprofileerd fries, versierd met
gestoken muziekinstrumenten: van rechts naar links: rebec, strijkstok en vedel, een portatief en een
triangel, een een aantal blaasinstrumenten waaronder een traverso, een kromhoorn en een pommer.
Een tandenlijst, eierlijst en een geprofileerde, ver uitstekende deklijst vormen de kroonlijst (afb.4).
Het hele hoofdgestel is op de hoeken verkropt en daartussen twee maal V-vormig en in het midden
één maal halfcirkelvormig uitspringend (afb.boven).
Voornamelijk in het verlengde van de zuilen erboven bevinden zich acht vrijstaande, met luit, harp,
pommer, traverso en viool musicerende putti op het hoofdgestel, gezeten op met monster- en
dierenmaskers met daaronder een acanthusblad versierde consoles. De beide hoekverkroppingen
eindigen in een cul-de-lampe, versierd met acanthusbladeren en hangend aan naar boven gekrulde
voluten met daartussen dierenmaskers (afb.4).
Het hoofdgestel wordt aan weerzijden gesteund door piedestals, versierd met gesneden ranken, linten
en herm-atlanten.
de frontpijpen
De pijpen worden door twee etages van elk tien zuilen verdeeld in zeven verticale delen (afb.5):
een middentoren, halfrond en opgebouwd uit twee etages. met zeven pijpen beneden en elf kleinere
pijpen boven. Deze middentoren wordt wederzijds geflankeerd door vlakke spiegelvelden in twee
etages met in elk veld boven zes en onder vijf pijpen.
Tussen deze velden en de buitenste velden staan spitstorens met beelden tussen de twee etages; er
staan zeven pijpen onderaan en elf kleinere pijpen in de bovenste etage.
De buitenste velden met de grootste pijpen wijken iets terug; beide velden bevatten vijf pijpen.
De middelste pijp in de middentoren en beide spitstorens is telkens gewafeld of getorst (afb.6, afb.9,
afb.10).
de zuilen
In de onderste helft van de hoofdkas staan tien Korinthische zuilen op een hoog basement en elk met
een eigen architraaf, fries en kroonlijst (afb.3, afb.6, afb.7). Basementen en friesen zijn gedecoreerd
met gestoken cartouches, hangende festoenen, maskers en rolwerkornamentiek.
Van de zuilen, die de beide spitstorens flankeren, zijn de cannelures gedeeltelijk verkropt en getor-
deerd. Het onderste deel van alle zuilen is vlak en versierd met rijke ornamentiek in de rolwerkstijl,
bekroond door een tandenlijst (afb.3, afb.6).
Tussen de basementen een lijst versierd met gehalveerde knorren, verkropt in de vorm van de
hoofdkas. Daarboven opengewerkte, gebeeldhouwde panelen onder de buitenste velden, met ranken
en musicerende halffiguren. Tussen de pijpvoeten staan rankornamenten (afb.3, afb.6).
Op beide etages zijn zowel bij de spitstorens als bij de halfronde middentoren de pijpvoeten opgesteld
achter een palmetlijst en is de bovenkant van de pijpen bedekt door opengewerkt lof- en snijwerk van
cherubs, waaruit bladranken ontspringen (afb.6, afb.7).
De kleine tussenvelden worden op beide etages tussen de basementen versierd met opengewerkte
slangen, waaruit ranken ontspringen en tussen de friezen met blad- en rankenwerk (afb.3, afb.7,
afb.9). Tussen de onderste en bovenste etage van de beide spitstorens staan in boognissen vrijstaande
vrouwenfiguren: links staat Judith met het zwaard en het hoofd van Holofernes (afb.2, afb.7) en rechts
de trommelslaande dochter van Jephta, die haar vader verwelkomde na zijn overwinning.
het bovenwerk
Op de hoofdgestellen van de zuilen van het hoofdwerk staan de zich naar onderen verjongende base-
menten (afb.2, afb.7, afb.8) van de tien bovenste Korinthische zuilen, waarvan het onderste deel vlak
is en met rijk rolwerkornament versierd (afb.8, afb.9).
De zuilen van de middentoren zijn onder het kapiteel voorzien van een netwerk van in tweeën
splitsende koorden, die in kwasten eindigen (afb.9, afb.10).
De pijpen van de zijvelden eindigen boven in opengewerkt blad- en rankenwerk, ontspringend uit
halffiguren (afb.8).
Op de vier buitenste zuilen, in paren opgesteld, rust een hoofdgestel, dat op de hoeken en bij de
spitstorens verkropt is en in het midden onderbroken is (afb.2, afb.5, afb.8). Het hoofdgestel bestaat
uit een architraaf, die driemaal geleed is en van astragalen en fleurons voorzien en een fries, dat links
gebeeldhouwd is met vogels, die met gespreide vleugels staan op in ringen opgehangen festoenen en
dat eindigt in een met een schelptooi bekroond masker. De kroonlijst van dit hoofdgestel bestaat uit
een eierlijst, een lijst met consoles voorzien van een acanthusblad en een ver uitstekende, ojief-vormig
geprofileerde deklijst met gestoken fleurons (afb.8, afb.9, afb.10).
De middentoren wordt bekroond door een identiek gedecoreerd, maar hoger geplaatst hoofdgestel,
dat rust op de twee zuilen aan weerszijden van de toren, met in het fries twee cartouches met daarin
een mannen- en vrouwenkop (afb.12).
opzetstukken
De hoofdkas wordt bekroond door drie opzetstukken (afb.2); het middelste bestaat uit twee aedicula
bekroond door een fronton, staande naast een ronde trommel en een klok (afb.12). De aedicula heb-
ben Korinthische, van een horizontale band voorziene zuilen en een hoofdgestel met eierlijst en een
halfrond gebroken fronton, ondersteund door voluten en aan de buitenkant bedekt door chimeren.
Tussen de fronton-delen een voetstuk, staande op het hoofdgestel van het aediculum en voorzien van
in hoog relief gebeeldhouwde mannenkoppen met daarop een naar buiten gerichte, gepolychromeerde
ooievaar, staande op iets wat een nest zou kunnen zijn. De ooievaars zijn mogelijk een verwijzing naar
de bemoeienis van de Illustere Vrouwe Broederschap met de bouw van het orgel; boven op het huis
van de Broederschap aan de Hinthamerstraat stond al sinds 1553 een ooievaarsnest. 2 Opmerkelijk is,
dat de ooievaars naast de dodendans-trommel de enige beschilderde objecten aan het orgel zijn; een
mogelijke aanwijzing dat de afbeeldingen niet zuiver symbolisch of decoratief zijn, maar verwijzen naar
reële dieren, de ooievaars van de Broederschap.
In elk van de aedicula staat een vrijstaande, gebeeldhouwde figuur: links een gebaarde cytherspeler
en rechts een karikaturaal gebrilde mannenfiguur met boek en een gewonden blaasinstrument.
Tussen de aedicula een beschilderde, ronddraaiende trommel, waarop de dodendans is afgebeeld met
mannen en skeletten met als thema: “Memento mori” (Gedenk te sterven). Daarboven een ronde
wijzerplaat met romeinse cijfers, bekroond door een ojiefvormig, gebroken fronton met cherubs,
reikend naar een tussen hen opgestelde vaas.
Het middelste opzetstuk heeft ter weerszijden steunstukken, elk bekroond door een gehelmde
mannenkop (afb.2, afb.12).
boven de zijtorens
In het verlengde van de pilaren van pedaalvelden en spitstorens staan op de kas vierkante kolommen
met ertussen panelen, gedecoreerd met een geometrisch patroon. (afb.2, afb.11) Elke kolom is
versierd met een diamantkop; de drie panelen volgen de vorm van de kas. Aan de bovenkant worden
kolommen en panelen afgesloten door een deklijst met twee banden, die in het midden van het
aediculum over de console loopt.
Op deze deklijst staat boven elk pedaalveld een aediculum. De pilaren ervan worden gevormd door
herm-atlanten, waarvan de schacht is versierd met een aan een ring hangend koord, uitlopend in een
kwast en linten. De herm-atlanten staan op zich verjongende voetstukken voorzien van tandenlijst en
acanthusblad. Zij ondersteunen hoofdgestel bestaande uit een viermaal gelede architraaf, die aan
weerszijden ver uitsteekt, een fries met gestoken bladwerk en een van tandenlijst voorziene,
ojiefvormig geprofileerde en ver uitstekende kroonlijst.
De vrijstaande beelden tonen twee vrouwenfiguren, volgens overlevering behorend
tot de aanvallers van de muren van Jericho;In het aediculum links het beeld van
een hoornblazende en gehelmde vrouw, rechts een trompet spelende vrouw zonder
helm.
Op het aediculum een opzetstuk, bestaande uit een tussen voluten hangend
festoen, waarop een een halfrond fronton staat. Dit fronton is aan weerskanten
doorsneden met twee ojiefvormige lijsten, waarop de festoenen rusten, die
afhangen van van de obelisk, die het fronton bekroond.
De tandenlijst van de voetstukken van de herm-atlanten lopen door in de zijstukken
van het aediculum; onder de lijst zijn gehoornde dierenschedels en rosetten
uitgesneden. Daarboven aan beide kanten een vrouwenfiguur, voluten en
rankenwerk.
Op de twee geometrische panelen boven elke spitstoren zit een vrijstaande halfnaakte mannenfiguur
met gevouwen handen, steunend op twee voluten (afb.11)
Op de uiterste punten van de kroonlijst van de hoofdkas staan op voluten rustende cherubs, met
bladeren bedekt, als dragers van een geprofileerde en van een bladversiering voorziene spits.
Aan de zijkanten van de hoofdkas, tussen de kas en de kerkmuur, is snijwerk aangebracht over de
gehele hoogte van de kas. Het snijwerk wijkt iets terug en is daardoor vaak slecht zichtbaar.
Het bestaat uit een aantal gestapelde consoles met voluten, koorden en halffiguren met in het midden
een levensgroot beeld, vrijstaand en musicerend. Links staat een doedelzak spelende jonge man en
rechts een bebaarde oude man met een draailier of rotteveel (afb.19).
het rugpositief
De kas van het rugpositief steekt naar voren en is in de vorm van een halve zeshoek gebouwd. Het
heeft aan de onderkant twee vrijhangende stergewelven (afb.16).
Het front is zevendelig: een ongedeelde, halfronde middentoren met vijf pijpen, geflankeerd door twee
vlakke, uit twee etages bestaande velden (afb.15) met negen symmetrisch opgestelde pijpen in het
onderste en zes symmetrisch opgestelde dubbelprestant-pijpen in het bovenste veld.
Daarnaast staan twee spitstorens, ongedeeld en met elk zeven pijpen, waarnaast twee kwartronde
velden staan ook met elk zeven pijpen, symmetrisch opgesteld.
Van de middentoren zowel als beide spitstorens is de voorste pijp wafelvormig geciseleerd.
De pijpvoeten rusten beneden op opengewerkte en met loofwerk versierde panelen; aan de bovenkant
worden de pijpen verdekt door opengewerkt loofornament.
De acht pilaren van het rugwerk staan elk op een voetstuk, voorzien van een masker binnen een lijst;
aan boven- en onderkant hebben de bijna vierkante voetstukken ver uitstekende lijsten in drie lagen.
Alle pilaren zijn identiek; alleen de twee pilaren van de middentoren wijken iets af. Tussen de
voetstukken staan panelen voorzien van rolwerk ornamentiek; de lijsten van de voetstukken lopen
door over de panelen.
De pilaren zijn - net als de hoofdwerkkas - opgebouwd uit twee lagen; alleen geeft deze indeling bij
het rugwerk niet aan, dat de kas twee verschillende orgels bevat, zoals hoofdwerk en bovenwerk bij
de hoofdkas. Deze indeling van de pilaren is dus zuiver decoratief en een afspiegeling van de
hoofdkas.
De pilaren hebben een Ionische basis en kapiteel; de schacht heeft een barokke spiraalvorm en is
versierd met klimmende druivenranken voorzien van druiventrossen.
De pilaren van de onderste laag worden bekroond door een hoofdgestel, dat echter - zoals ook in de
hoofdkas - niet doorloopt van pilaar tot pilaar, maar functioneert als een voetstuk van de pilaren die er
bovenop staan. Dit hoofdgestel/voetstuk bestaat uit een driemaal gelede architraaf, een fries met een
acanthusblad binnen een kader en met een eierlijst versierde kroonlijst met aan de voorkant een
leeuwenconsole.
Zes van de acht pilasters van de bovenste laag staan rechtstreeksop deze hoofdgestel/voetstukken:
alleen de twee pilasters van de middentoren hebben een eigen voetstuk boven op het hoofdgestel
/voetstuk. Het eigen voetstuk is voorzien van een niet-gekaderd leeuwenmasker en heeft boven en
onder driedelige afsluitende lijsten.
De pilaren van de bovenste laag zijn halfzuilen. Alle halfzuilen dragen hetzelfde hoofdgestel, dat echter
niet doorloopt over alle acht halfzuilen; de drie torens en het buitenste veld hebben elk een deel van
het hoofdgestel. Dankzij de extra voetstukken staat het hoofdgestel van de middentoren het hoogst,
dat van de spitstorens lager - onderkant middentoren is bovenkant spitstorens - en het laagste dat van
de zijvelden volgens dezelfde formule. Het hoofdgestel van het zijveld wordt slechts aan één kant door
een pilaar uit de eerste laag ondersteund; aan de kant van de spitstoren is geen ondersteuning van
het zijveld-hoofdgestel.
De hoofdgestellen zijn identiek qua vorm: een driedelige architraaf, een fries met rankenwerk en een
kroonlijst met eierlijst en ver uitstekende deklijst.
De kroonlijst van de spitstorens vormt de bovenkant van de rugwerk-kas en loopt ver naar achteren
door, over het veel lager geplaatste hoofdgestel van de zijvelden heen. De ruimte ertussen wordt
opgevuld door een cherubs in een laag profiel.
Johannes en de adelaar
De drie torens van het rugpositief dragen elk een opzetstuk: de
middentoren draagt twee kwartronde, geprofileerde bogen, die
beneden beginnen in voluten.
Tussen de bogen een piëdestal met daarop een vrijstaand beeld van
de apostel Johannes de Evangelist, de patroon van de kathedraal.
In zijn hand de kelk met gif en aan zijn voeten zijn symbool als
evangelist, een adelaar met gespreide vleugels. Naast hem op de
bogen staan twee cherubijntjes, verbonden met afhangende
festoenen.
De twee spitstorens hebben elk twee ojiefvormige, geprofileerde
bogen met eierlijst, eindigend in voluten. Tussen de bogen een
piëdestal met daarop een vaas, voorzien van een satyrmasker en
afhangende festoenen, die door rammen vastgehouden worden. De
rammen staan op de bogen en houden ook koorden vast van een
festoen, dat voor de piëdestal langs loopt.
De ram is symbool voor daadkracht en onvoorzichtigkeid; twee rammen tegenover elkaar staan voor
een conflict. Het gegeven, dat de twee rammen hier de festoenen, afhangend van de vaas als
overwinningssymbool vasthouden, kan duiden op Johannes’ overwinning in de confrontatie met de
aanhangers van Artemis, waarin hij de strijd niet uit de weg ging.
Aan de onderkant van het rugwerk hangen in het verlengde van de zuilen en de torens wijntrossen.
Onder de zuilen hangen de trossen aan twee voluten met een masker ertussen. Onder de middentoren
hangt een wielachtige constructie met zes spaken; tussen de spaken hangen wijntrossen en fruit aan
het wiel. Aan een ronde schijf, hangende aan de spaken en versierd met diamantknoppen en eierlijst,
hangt de grootste wijntros, tevens het laagste punt van het orgel.
De gewonden pilaren en half-pilaren zijn elementen, die alleen in het rugwerk voorkomen. Het
rugwerk als geheel is eerder barok te noemen dan behorend tot de renaissance, vooral als gevolg van
de drukke beweging in de decoratieve bekroning en het bijna volledig ontbreken van rechte lijnen in
het grondplan.
de balustrade
Balustrade en orgelkas worden gedragen door twee stenen Ionische zuilen zonder cannelures, die drie
halfronde bogen dragen met beeldhouwerk versierd. In de zwikken van de middelste boog staat een
orgel spelende vrouwenfiguur afgebeeld in hoog relief, kijkend naar de toeschouwer en aan de
linkerkant een viool spelende figuur.
Op deze zuilen ligt een hoofdgestel, bestaande uit een driemaal gelede architraaf, een halfrond
geprofileerd fries, bedekt met rankenwerk ontspringend aan half-figuren, en een kroonlijst bestaande
uit een tandlijst en eierlijst (afb.13,16,17). Op het fries, dat onder het Rugwerk doorloopt staat in
twee cartouches het jaartal 1617.
Op de architraaf zijn consoles geplaatst, aan de voorkant voorzien van maskers; aan de onderkant van
de architraaf eindigen deze consoles in een Ionisch kapiteel met vier voluten, gecombineerd met
decoratief snijwerk en uitlopend in druipers.
Op deze consoles staan musicerende satyrs, die zich uitstrekken over het gehele hoofdgestel. Hun
hoofden eindigen tussen voluten, die een rij van horizontaal geplaatste cassettes ondersteunen, die
voorzien zijn van een tandlijst en rolwerkpatronen (afb.18). Ook het Rugwerk wordt ondersteund
door musicerende satyrs, alle vijf van een veel groter formaat dan de satyrs onder de balustrade.
De horizontale cassettes zijn aan de voorkant voorzien van een niet ondersteund hoofdgestel,
bestaande uit een driemaal gelede architraaf, een fries voorzien van engelenkopjes temidden van
vruchten en planten en een tweeledige kroonlijst.
Op dit hoofdgestel zijn ver uitstekende consoles geplaatst, in het verlengde van de musicerende
satyrs; de consoles hebben de vorm en indeling van het achterliggende hoofdgestel en zijn aan de
voorkant voorzien van in een kader geplaatste maskers van satyrs en dieren.
Op deze hoofdgestel-consoles staan Ionische zuilen met cannelures en een hoge, met figuren
gedecoreerde basis naast herm-atlanten en hermen (afb.2). Aan beide zijden van het Rugwerk staan
eerst twee zuilen, gevolgd voor twee hermen, die de helft kleiner zijn, dan de tussen hen in geplaatste
herm-atlant. Aan het eind van de balustrade staat naast de laatste herm opnieuw een zuil, met om de
hoek een tweede zuil. Tussen de zuilen, hermen en herm-atlanten staan tien panelen, even hoog als
de zich verjongende schacht van de herm-atlant en de bovenkant van de hermen (afb.2).
De panelen zijn voorzien van geometrische figuren, waarin een Andreaskruis en een Grieks kruis
herkenbaar zijn. Boven op deze panelen staat, - met uitzondering van de ruimte tussen de twee
pilaren naast het Rugwerk -, een arcatuur. Naast het Rugwerk is deze ruimte gesloten door een
paneel, voorzien van schelp-decoratie met cherubs in de zwikken, omgeven door vlechtwerk (afb.15).
De pilaren en herm-atlanten dragen een hoofdgestel, bestaande uit een driemaal gelede architraaf,
een versierd fries en een ver naar voren stekende kroonlijst , gedecoreerd met een eierlijst. Deze
kroonlijst wordt ondersteund door consoles, die rusten op de architraaf en op de pilaren en herm-
atlanten.
Opmerkelijk tenslotte is de situatie aan de top van de orgelkas: daar staan twee naar binnen gerichte
cherubs, met de handen naar boven reikend (afb.12). Alleen is er niets om naar toe te reiken.
Tussen hen in staat een, - op 30 meter afstand onduidelijk -, vaas-achtig object, veel lager dan de
uitgestrekte handen. Bij nadere bestudering zou dit object een globe of wereldbol kunnen zijn,
mogelijk voorzien van een horizonring. Naar analogie van het baldacchino in de Sint Pieter in Rome
zou er dan een latijns kruis op de wereldbol moeten staan, waar de engelen naar kunnen reiken.
Rob van Haarlem
Voetnoten:
1 A.G.Hill, The Organ-Cases and Organs of the Middle Age and Renaissance, dl.1 London, 1883,
dl.2 London, 1891, p.17.
2 H.Molhuysen, “Ooievaars”, Brabants Dagblad, 12-04-1990.
* alle foto’s in dit artikel zijn door de auteur gemaakt in juli 1977
Literatuur:
Berliner, R., Ornamentale Vorlageblätter des 15. bis 18. Hahrhunderts, 3 dln,
Klinkhardt & Biermann Verlag, Leipzig, 1926.
Catalogus van Meubelen en Betimmeringen, 3e druk, Rijksmuseum Amsterdam, 1952.
Evans, J., Pattern, a study of ornament in Western Europe, 2 dln, Oxford, 1931.
Jessen, P., Der Ornamentstich, Berlin, 1920.
Hasslinghuis, E., Bouwkundige termen, Oosthoeks Uitgeverij, Utrecht, 1970.
Pevsner, N., An Outline of European Architecture, 7e druk, Penquin Books, Middlesex, 1974.
naar de inleiding over de kas van het Sint Jan’s orgel in ‘s Hertogenbosch
Voor meer informatie over het orgel van de St.Jans-kathedraal: www.brabantorgel.nl
page top